Als het leven wiebelt, bieden woorden een houvast


Als het leven wiebelt, bieden woorden een houvast.

Het leven wiebelt. Soms slingert het zacht heen en weer, zoals een kind op een schommel. Misschien geef je het dan, net als dat kind, vol vertrouwen een extra duwtje, en ga je almaar hoger. Maar het leven kan ook wankelen, een kant op waggelen die je helemaal niet uit wil. Of het kan danig schudden en schokken, zodat je grondvesten daveren.
Op al deze momenten zijn er woorden.
WiebelWoorden zoekt ze samen met je op.
Omdat woorden helpen herinneringen te bewaren en belevenissen te delen. Omdat woorden een houvast bieden. En omdat het bijzonder prettig is woorden aan papier toe te vertrouwen.

Op dit blog vind je vooral woorden terug die binnen in mij wiebelden. Die zich puzzelden tot een anekdote, verhaal of gedicht.
Wiebel tijdens het lezen gerust mee op hun ritme.

vrijdag 30 november 2012

Vijfenveertig (35)

Vakantiesport

Tijdens het schooljaar turnen wij vier keer per week, maar in de vakantie slechts een keer. Elke maandagavond komen we dan nog eens samen om te lopen. Ik hou niet van lopen. Maar uit trouw aan de club en mijn vrienden, en omdat we na het lopen nog met zijn allen in de vijver zwemmen en gezellig een terrasje doen, ben ik toch elke week present. Zelfs vandaag nu mijn topje al aan mijn lijf plakt door amper een kwartier te fietsen van thuis tot hier.
‘Heet, hé?’ puft Vera.
‘Ja,’ knik ik, terwijl mijn hand de zweetdruppels van mijn voorhoofd veegt.
‘Ik zou liever meteen in het water springen ,’ zegt ze, ‘ ’t Is geen weer om eerst die hele toer rond de vijver te lopen.’
Ik vind dat ze groot gelijk heeft, maar onze trainer wil daar niets van weten. We zijn gekomen om te lopen dus zullen we lopen. Aarzelend zet ik me met de anderen aan de startlijn.
‘Klaar… hop!’
De jongens schieten pijlsnel vooruit. Het lijkt alsof deze tropische temperaturen geen vat op hen hebben. De meisjes starten kalmer dan anders. Toch is er al gauw ook tussen hen en mij een grote kloof. Maar als Vera en Gerda zich na een honderdtal meter laten uitbollen en verder stappen, haal ik hen toch weer in.
‘Als we nu eens gewoon terugdraaien,’ oppert Vera.
‘Goed idee,’ hijg ik.
Gerda twijfelt. ‘Dat zullen ze ons nooit in dank afnemen.’
‘Ze hoeven het niet te weten.’ De vermoeide ogen van Vera zien er plots iets energieker uit. Op haar wangen komt een blos. ‘We wandelen tot net voorbij de start en verstoppen ons in de bosjes. Pas als de anderen gepasseerd zijn, komen wij tevoorschijn.’
Heel veel overredingskracht hebben we niet nodig om ook Gerda mee te krijgen. We zetten ons op een plek vanwaar we de weg kunnen zien, maar zelf niet te zien zijn. Daar tateren we erop los. We zouden bijna vergeten dat we de jongens in het oog moeten houden. Als de eerste passeert heb ik kramp in heel mijn lijf. Hij merkt ons niet op. Bij de volgenden zit ik er iets meer ontspannen bij, tot Vera de slappe lach krijgt. Gelukkig hoort niemand ons. Als de laatste voorbij is, staan Vera en Gerda recht. Zelf wacht ik nog wat tot ik me ook naar de eindstreep sleep.
Eerst heeft niemand iets in de gaten. Maar dan -ik heb geen idee waardoor- komt ons bedrog toch uit. De jongens zetten het ons betaald door ons tijdens de zwempartij net iets meer kopje onder te duwen dan anders.

Meer over mijn vijfenveertigdagenproject lees je hier.

2 opmerkingen:

  1. Ach..., moet kunnen, Veerle...
    Goed gevonden, bijna mogelijk om onverwacht bij de eersten te zijn...
    Lie(f)s.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Haha mijn moeder zij altijd: "al is de leugen nog zo snel, de waarheid achtervolgt haar wel...", maar deze was wel erg snel :-). Wens je een mooi weekend Veerle; geniet ervan!

    BeantwoordenVerwijderen

Als het niet lukt hier te reageren en je toch graag je zegje wil doen, mag je altijd een woordje achterlaten op www.bloggen.be/sprokkels.

Dank voor je reactie!