Als het leven wiebelt, bieden woorden een houvast


Als het leven wiebelt, bieden woorden een houvast.

Het leven wiebelt. Soms slingert het zacht heen en weer, zoals een kind op een schommel. Misschien geef je het dan, net als dat kind, vol vertrouwen een extra duwtje, en ga je almaar hoger. Maar het leven kan ook wankelen, een kant op waggelen die je helemaal niet uit wil. Of het kan danig schudden en schokken, zodat je grondvesten daveren.
Op al deze momenten zijn er woorden.
WiebelWoorden zoekt ze samen met je op.
Omdat woorden helpen herinneringen te bewaren en belevenissen te delen. Omdat woorden een houvast bieden. En omdat het bijzonder prettig is woorden aan papier toe te vertrouwen.

Op dit blog vind je vooral woorden terug die binnen in mij wiebelden. Die zich puzzelden tot een anekdote, verhaal of gedicht.
Wiebel tijdens het lezen gerust mee op hun ritme.

donderdag 15 maart 2012

[Wijvenweek] De doos


Geen tijd vandaag om over mijn eigen dromen uit te wijden. Daarom trakteer ik jullie op een verhaal dat ik enkele jaren geleden schreef, een droomverhaal.
Over mijn dromen kom je er niks mee te weten, echt niet, maar dit verhaal is wel hoe ik 'echt' schrijf.


De doos

Nu droom ik ook al overdag, denkt Yannick, als hij een zachte ‘ting’ hoort. Hij ligt languit in de sofa met een schaal zoute pinda’s op zijn buik. Voortdurend graait zijn hand er in als een grijparm in het lunapark in de bak met troetels. Een blik bier staat voor hem op de houten tafel. Op het scherm rollebolt een politie-inspecteur met een bloedmooie meid. Pas bij een tweede ‘ting’ heft Yannick zijn hoofd op. Zijn ma stapt naast haar fiets op de oprit.
Oh jee! Die moest toch de hele dag in het ziekenhuis werken? Als ze merkt dat Yannick niet op de schoolbanken zit, zwaait er wat.
Zijn hart gaat wild tekeer, alsof iemand er binnenin een drumsolo ten beste geeft. Hij springt overeind, drukt het dvd-toestel uit, grist de nootjes en het bier mee en vlucht de tuin in. Als de deur achter hem in het slot valt, klatert de garagepoort open.
Hij rent het grasperk over en verstopt zich achter de grote eik. Razendsnel gaat zijn borst op en neer, alsof hij net een marathon heeft gelopen. De drummer is naar zijn maag gezakt. Zijn ogen dwalen af naar de boomhut, die pa lang geleden voor hem heeft gebouwd. Zijn gedachten reizen met zijn ogen mee.
Plots is hij weer de zesjarige die bij de officiële inwijding in het bijzijn van ma en pa eerst een heuse speech afsteekt en daarna een fles kinderchampagne stuk slaat tegen de boomstam. En het feestvarken dat in de hut wacht op zijn taart, terwijl ma met de koek in haar handen naar boven klautert, een sport mist en pardoes op haar achterwerk valt. Gelukkig blijft de taart heel en kunnen ze haar nog opsmullen. Maar ook de boze jongen die een kras op de auto van pa heeft gemaakt en zich in de hut verstopt. Hij rolt de touwladder op, zodat pa hem zeker niet te pakken kan krijgen. Pa zoekt niet eens. Als het donker wordt, en hij een reuzenhonger heeft, kruipt hij uit zijn schuilplaats. Nooit klimt hij nog naar boven.
Hijzelf sluipt met zijn gedachten mee langs de forsythia, over het bruggetje, achter de kerselaar tot aan de ladder. De touwen wiebelen onder zijn gewicht. De treden lijken nu dichter bij elkaar te staan. Boven haalt hij de pils uit zijn broekzak en neemt een slok. Het spul smaakt nog bitterder dan anders. Hij zet zich op de verweerde planken neer. Zijn voeten raken bijna de wand aan de overkant. De hut is slechts een miniatuur van wat ze vroeger was. Naast hem ligt een stapel oude strips. Even bladert hij in het bovenste nummer. Het ruikt muf en de pagina’s zijn vergeeld. Ze bollen ook op. Als hij het boek weer op de berg gooit, schuiven de tekenverhalen alle kanten op. Een zwart rubberen ding komt te voorschijn.
Maar dat is zijn verrekijker. Hij had er geen idee van dat die hier was achtergebleven.
Zonder nadenken duwt hij de kijker tegen zijn ogen en tuurt door het raam naar het huis.
Zijn ma zit met opgetrokken benen in de rieten pauwstoel op de veranda. Haar schoenen heeft ze uitgeschopt. Op haar knieën rust een witte doos met blauwe letters. Als een robot plukt ze er telkens weer iets uit en stopt het in haar mond. Als ze zijn ma niet was, zou hij durven wedden dat het pralines zijn. Maar ma leeft op yoghurt en sla. Na elke maaltijd dwingt ze zichzelf op de weegschaal. Pralines zouden wel het laatste zijn wat ze in haar mond stopt.
Yannick krijgt de letters niet scherp. Het hele beeld wordt wazig. De pijpen van ma’s strakke jeans lijken te flodderen en het jurkje dat ze erover draagt wordt korter.
‘Ja, verrekijker,’ zucht Yannick, ‘Jij hebt je beste tijd duidelijk al gehad.’
Dan klampt hij zich vast aan de wand van de hut, want ook zonder kijker voor zijn ogen hebben haar kleren nu meer weg van een overall dan van de outfit waarin ze daarnet thuiskwam. Rond haar voeten zitten zware bruine veterschoenen.
Het moet het bier zijn, gaat door hem heen. Maar van die paar slokken al?
Hij stampt tegen het blik. Het valt om. Het bier vloeit eruit.
Ma wordt struiser. Yannick zweet. Met een vuile zakdoek dept hij de druppels van zijn gezicht. Ma wordt groter. Er groeit haar op haar kin. Yannick rilt. Hij wrijft over zijn armen. Hij grijpt naar het blik. Wat nog niet over de plankenvloer stroomt, drinkt hij in een teug op. Ma staat recht. Ze streelt haar baard. Met cowboypassen verdwijnt ze in de keuken. De boomhut draait. Yannick houdt zich nog steviger vast aan de muur.
Wat later komt ma met haar fiets, een emmer en nog wat spullen de tuin in. Ze keert de fiets om en wringt aan de buitenband. Dan sleurt ze de binnenband er een stuk uit en pompt hem op. Ze duwt hem in een emmer. Het lijkt alsof ze dit vaak doet.
Yannick kijkt ernaar als naar een film. Even vergeet hij dat ze zijn ma is. Maar als haar felblauwe ogen, als de klus geklaard is, net zo schitteren als op al die avonden vroeger waarop ze hem na een verhaaltje goedenacht kuste, kan hij het niet meer negeren.
Ma krabt aan haar kruis. Ze pakt de fiets op en stapt naar de garage.
De hut tolt nog heviger dan eerst. Yannicks ingewanden doen mee. Ze skaten rond in zijn lijf.
Ma verschijnt weer op de veranda. Een bierfles aan haar lippen en de doos met blauwe letters in haar hand. Ze ploft neer in de rieten stoel. Met haar benen wijd open schrokt ze de ene na de andere praline, of wat het ook is, op. Langzaam veranderen haar kleren weer in de dingen die ze gewoonlijk draagt. Ze kruist haar benen. Uit de tas naast haar op de grond neemt ze een spiegeltje. Haar handen glijden over haar haren, leggen ze in model. Haar vingertoppen drukken alle make-up weer op zijn plaats. Ze leest in een vrouwenmagazine.
Ik droom echt overdag, denkt Yannick. Hij bijt in zijn hand, maar het doet wel pijn.


(Dromendag)

Meer wijvenweek-posts op wijvenblogs.be

1 opmerking:

Als het niet lukt hier te reageren en je toch graag je zegje wil doen, mag je altijd een woordje achterlaten op www.bloggen.be/sprokkels.

Dank voor je reactie!